——————————————————————————–
Reiki begrijpen of met Reiki de kloof tussen Wetenschap en Spiritualiteit overbruggen.
Een boeiende visie van Anne Geûens. 28 oktober 2001
——————————————————————————–
“Cogito ergo sum” “Ik denk dus besta ik” Deze redenering van Descartes is in ons Westers denken zodanig ingeworteld dat de meeste mensen het omgekeerde ook hanteren: “Het bestaat als ik het kan bedenken of begrijpen”.
Voor velen en vooral voor mensen met een hogere vorming kan Reiki niet bestaan omdat het voor hen niet begrijpbaar is. Toen ik mijn eerste Reiki boek doornam, was ook mijn reactie: “Er zijn gaten in die redenering, dat kan niet kloppen!”. Ik had Reiki gevoeld dus “waargenomen”. Wat ik waarneem moet bestaan en wat bestaat kan ik bedenken. Reiki bedenken is een poging tot begrip. Dit niveau van begrijpen zal nooit volledig zijn. In wat volgt, wil ik maar de grens van mijn begrip enkele millimeters verleggen om Reiki voor mij en ook voor anderen (deze die kritisch gevormd werden) wat reëler te maken. Uit ervaring weet ik dat Reiki het rationele denken overschrijdt. Ik zou zelf durven zeggen dat Reiki een weg is tot een bredere vorm van denken. Onze Westerse beschaving heeft het ver gebracht met hulp van het rationele denken. Overgaan tot mysticisme, esoterisme, magie en toverformules om het rationele en vooral het wetenschappelijke denken te laten vallen, is mijn inziens achteruitgang. Vooruitgang is maar mogelijk door vereniging. Vandaar mijn poging om een bruggetje te bouwen tussen Reiki, wetenschap en spiritualiteit.
Het verenigen van het oneindig kleine en het oneindig grote beleven.
Eerst iets over mijn persoonlijke ervaring. Uitgeput ben ik op een Reiki behandelingstafel beland. Ik ben vast niet de enige vrouw die de grens van 50 jaar met moeilijkheden heeft overschreden. Reiki heeft mij toen geholpen en helpt mij nog iedere dag.
Daarom ben ik mijn Reiki meester tijdloos dankbaar voor haar eerste Reiki sessies. Bij deze eerste sessies was mijn denkvermogen en vooral mijn “onder controle houden” door de uitputting verlamd. Gelukkig, want deze verlamming heeft mij toegelaten mij te laten glijden in een andere wereld.
De belangrijkste waarneming was een gevoel van liefde. Voor mij was dit liefdegevoel uit te leggen door het verenigen met iets, het in relatie brengen met iets. Ik kon dit “iets” niet definiëren en voelde het als heel abstract aan. Mijn moedertaal is Frans en het woord “amour” vond ik niet helemaal aangepast aan mijn gevoel. Ik heb het dan maar intuïtief omgedraaid tot het woord “ruoma”. Ik voelde “ruoma” in mijn hart, het gaf warmte en het voelde goed aan. Na een viertal Reiki beurten was ik al een heel stuk beter en mijn gewoonte om alles te analyseren kwam weer op gang.
Mijn Reiki meester werkt niet door direct contact tussen handen en lichaam maar werkt in de aura op een afstand van ongeveer 8 cm van het fysische lichaam.
Dat deed mij denken aan Faraday de uitvinder van de elektromotor, de dynamo en nog veel meer. Hij beschouwde voorwerpen als onderwerpen van tweede rang. Volgens hem vonden de belangrijke fysieke gebeurtenissen in de omgevende ruimte plaats - het veld. Hij was de eerste die sprak over het veld. Faraday was arm geboren (in 1791) en heeft honger geleden. Hij had praktisch geen schoolopleiding ontvangen en stamt uit een diep religieus milieu. Zijn kennis van fysica heeft hij opgebouwd met de hulp van een Encyclopedie, toen hij bij een boekbinder werkte. Zijn ontdekkingen op gebied en elektriciteit en magnetisme heeft hij louter op experimentele manier verwezenlijkt. Zijn begrip ‘veld’ was haast een mystiek begrip. Zijn uitleg over zijn elektromagnetische proefnemingen waren voor de met wiskunde vertrouwde fysici uiterst naïef. Maar Maxwell vertrouwde Faradays intuïtie onvoorwaardelijk en had als opzet Faradays opvattingen over elektriciteit en magnetisme om te zetten in een wiskundige vorm. Hij kwam op een reeks succesvolle vergelijkingen betreffende het elektromagnetisch veld, alle gekenmerkt door een prachtige symmetrie. Als wiskundig gevolg van deze symmetrie kwam hij tot de conclusie dat er elektromagnetische golven moesten bestaan, dat deze golven zich zouden voortbewegen met de snelheid van het licht en dat zij alle eigenschappen bezaten die Young en Fresnel op grond van hun experimenten aan het licht hadden toegedacht.
Daarom verklaarde hij dat lichtgolven en elektromagnetische golven een en dezelfde moesten zijn. Het duurde meer dan twintig jaar voordat Maxwells ideeën werden bevestigd door de Duitse fysicus Hertz. Dit alles om U te zeggen dat ik op de Reiki behandelingstafel ervan overtuigd werd dat ik mij in een veld bevond en dat ik licht kreeg. Dit licht of anders gezegd de elektromagnetische golf was ik fysiek gewaar en moest logisch gezien op subatomair (of deeltjes) niveau werken. Toen deze conclusie in mijn hoofd geformuleerd werd, liet mijn Reiki meester mij verstaan dat de behandeling beëindigd was en gaf mij het boek van Deepak Chopra “Quantumgenezing”. Ik was zo hevig geschrokken, want ik vroeg mij af of zij langs Reikiweg in mijn gedachten kon lezen, dat ik het boek op haar bureel heb laten liggen. Een week later heb ik het boek van Chopra weer opgevraagd en in een minimum van tijd verslonden. Ik heb er prachtige voorbeelden gevonden hoe het denken van de patiënt een ziektepatroon beïnvloedt, maar geen antwoord op mijn vragen op subatomair niveau. Chopra spreekt van kwantum (kwanta zijn deeltjes) en kent de wereld van cellen, moleculen, ADN en neurotransmitters maar niet de wereld van de subatomaire deeltjes waaruit alle materie is opgebouwd.
Hij definieert de cel als een geheugen die zich omringt heeft met materie en zegt dat het organisme de plaats is waar het geheugen woont maar dat het geheugen permanenter is dan de materie.
Ondertussen kon ik aan de lijve ondervinden dat Reiki op een ongewone manier oude herinneringen kon doen opkomen. Bijvoorbeeld: Vergeten details over mijn auto-ongeluk kwamen met enorm veel emotie terug op. Waar het geheugen zich bevindt is voor onze huidige wetenschap een absolute onbekende. Ik vroeg mij af : zou het mogelijk zijn dat ik in mijn cellen en meer bepaald ergens in subatomaire deeltjes, beelden stockeer? Zou Reiki die subatomaire deeltjes door middel van elektromagnetische golven treffen en mijn herinneringen weer levend maken? Ik vond de vraag interessant en besloot het boek “De Tao van fysica” van Fritjof Capra te lezen om mijn meer dan twintig jaar oude fysica noties op een aangename manier op te frissen. Zoals de titel het zegt onderzoekt Fritjof Capra de parallellen tussen de moderne fysica en de oosterse mystiek. Eerlijk gezegd het is geen al te gemakkelijk boek om te lezen en ik heb er wat tijd overgedaan.
Na twaalf Reiki beurten ben ik om drie redenen met mijn Reiki behandeling gestopt.
Ik voelde mij op energetisch niveau beter.
Had de indruk dat Reiki voor mij een gevaar kon betekenen. In de zin dat ik Reiki zou gebruiken om aan mijn alledaagse wat triestige realiteit te ontsnappen.
Omdat ik het bewijs had gekregen dat mijn Reiki meester mijn geheugen kon doordringen en ik vond dit niet aangenaam. Zij had op het einde van een sessie een beeld van mijn verleden met de aangepaste woorden weergegeven.
Na ongeveer acht maanden Reiki onderbreking heb ik een Reiki 1 graad gevolgd, met de redenering dat ik in mijn huidige levensomstandigheden energie goed kon gebruiken. Met self-reiki hoopte ik mij een energetische beurt te kunnen geven.
Ik had ondertussen de “De Tao van Fysica” gelezen, gemijmerd over de relativiteitstheorie van Einstein (waarin hij de begrippen tijd en ruimte en de begrippen kracht en materie verenigt), had nagedacht over de deeltjes die golven (= vibraties of trillingen) zijn, met frequenties (= aantal trillingen per seconde) die evenredig zijn met hun energie. Maar ik kon nog steeds geen voor mij logisch geheel vormen van de deeltjes wereld en de plaats van Reiki in deze golvende en Shiva dansende wereld. Mijn Reiki 1 initiatie was een aangename belevenis. Ik zal er maar van bespreken wat op kwantum niveau belangrijk kan zijn. Een inwijding houdt voornamelijk in dat de chakras worden geactiveerd om kanaal te zijn.
Bij de eerste graad inwijding worden symbolen in de aura gebracht. Chakras en auras waren voor mij geen onbekende woorden maar toch absoluut onbekende begrippen.
Ik beleefde een grote verwondering toen ik een aura kon voelen!!! De geschiedenis zegt dat Faraday in zijn verbeelding het veld gevuld zag met voelhoorns of andere orgaantjes. Dat deze door trekken en duwen en bewegingen de elektromagnetische verschijnselen teweeg brachten. Vandaag ben ik ervan overtuigd dat Faraday deze “orgaantjes” effectief voelde.
In de kwantumveldentheorie worden alle wisselwerkingen uitgebeeld als het uitwisselen van virtuele deeltjes. Virtuele deeltjes brengen de boodschap van de kracht over van het ene deeltje naar het ander. De virtuele deeltjes lenen energie aan hun oorspronkelijke deeltje maar moeten door de wet van energiebehoud terug naar dit oorspronkelijke deeltje. Hoe groter de geleende energie, des te groter de tijdsduur zal zijn waarin het virtuele deeltje van deze energie gebruik zal kunnen maken. De duur van zijn vluchtig bestaan is dus afhankelijk van de geleende energie. Een virtueel deeltje (of boodschapper deeltje) wordt niet (door de fysici) geobserveerd en is een verzinsel van de kwantumfysica maar wordt met succes en precisie in de theorie toegepast om wisselwerkingen tussen deeltjes uit te beelden. Het virtuele deeltje wordt reëel indien er voldoende energie aanwezig is. Bijvoorbeeld, rond een reële elektron bevindt zich een wolk van vluchtige virtuele fotonen maar een elektron kan als er voldoende energie aanwezig is ook een reële foton uitzenden (of absorberen). Volgens deze opvatting is de zogenaamde lege ruimte boordevol met deze spookachtige objecten: virtuele fotonen, virtuele elektronen en positronen en nog veel meer.
Vandaar uit stelde ik mij de vraag: Is het aura dat ik voelde rond het lichaam van mijn initiatie genoten een energie lening? Gaat het bij Reiki zo in zijn werk?
Wat prachtig is Reiki: de virtuele deeltjes lenen energie aan het deeltje in het lichaam, vormen een wolkje buiten het lichaam. Als ik gever ben, treedt er een wisselwerking op waardoor mijn handen energie afgeven aan de virtuele deeltjes van de ontvanger. De virtuele deeltjes van de ontvanger keren terug naar hun oorspronkelijke deeltjes (waarvan zij energie hadden geleend) met uit mijn handen opgenomen energie. Als dat zo is, moet ik leeg lopen!!!???
Mijn Reiki meester zei: ‘gij wordt kanaal en neemt energie op uit het universum!’
OK het universum zit boordevol deeltjes, die met de snelheid van het licht kunnen bewegen. Moest ik dan zorgen dat ik ergens goed energie geladen deeltjes (mijn voorkeur gaat naar lichtdeeltjes of fotonen, gedragen door elektromagnetische golven) te pakken kreeg? Volgens de relativiteitstheorie krimpt het universum als men beweegt met de snelheid van het licht, dus met de snelheid van het licht heb ik veel ruimte tot mijn beschikking. Een foton heeft een massa van nul en heeft daardoor een onbeperkte reikwijdte. Om als kanaal op te treden moeten mijn chakras geactiveerd worden. Mijn goed opgevoede kritische geest zei “Wat is dat voor iets?”
Men leerde mij dat energie rond de chakras draaien, vandaar de naam energiewielen.
Ik ging terug in mijn geheugen (ik durf niet meer zeggen in mijn hersens) om er in klaar gezaaide fysica noties iets te vinden dat daarop leek. Ik vond niet veel maar kon mij min of meer inbeelden dat vrije elektronen in de chakras van mijn lichaam ronddraaien. Ik meende te weten dat draaiende elektronen (of bewegende ladingen) een magnetisch veld opwekken.
Die armzalige elektronen van mij zullen geen meetbaar magnetisch veld opwekken.
Ik wou het toch nagaan met een kompas.
Ik ging in Reiki. Voor de onbevoegden “in Reiki gaan” is niet zo gemakkelijk. Het vraagt een geestesconcentratie, een soort meditatie, een lege ruimte scheppen in het denken. Mijn Reiki Meester zou zeggen een openstellen voor liefde. Ik deed een experiment. Ik liet een tangetje met puntige uiteinden naast mij liggen terwijl ik mij self-Reiki gaf. Keek na een half uur of mijn tangetje magnetisch opgeladen was. Er was niets waar te nemen. Ik liet mijn tangetje rondslingeren op de plaats waar ik mij gewoonlijk self-Rieki gaf . Na veertien dagen herhaalde ik (zonder hoop) het experiment. Mijn magneetnaald draaide zot toen ik haar de puntige uiteinden van mijn tangetje aanbood.
Eureka ik had het gevonden! In mijn badkamer gaf ik mij soms self-reiki. Ik ging na hoever mijn schaar, mijn nagelknipper en zo voort magnetisch opgeladen waren. Mijn kompasnaald reageerde veranderlijk volgens de vorm van het stalen voorwerp maar ik kreeg iedere keer een reactie. Na deze waarneming was ik opgewonden.
Ik zag mij al een batterij opladen met hulp van Reiki, in een elektrische auto rijden met Reiki-energie! Ik liet mijn Reiki meester iets weten en vroeg een afspraak. In de plaats van een afspraak kreeg ik aan de telefoon een koude douche. Zij vond het ook ongehoord toen ik haar medewerking vroeg in mijn testen!
Daarna heb Ik gepoogd over deze zaak niet meer na te denken. Omdat ik mij door Reiki toch geweldig aangetrokken voelde, volgde ik een Reiki 2 graad. Een Reiki 2 graad is vooral leren werken met symbolen.
Ik deed mijn uiterste best om het onderwijs van mijn Reiki meester te volgen maar de ontdekkingen en het enthousiasme van de Reiki 1 graad zaten er niet meer in.
Ik ging terug naar huis met mijn symbolen en een van mijn Reiki meester verkregen artikel: “Een kloof tussen wetenschap en holisme”.
De symbolen trokken mij niet aan (uitgenomen eentje met een spiraal dat ik iedere dag gebruik: de spiraal is het symbool van evolutie) maar het artikel over wetenschap en holisme werd verslonden. Ik vond er de naam van Jean E. Charon, die mij verder zou helpen in mijn zoektocht.
Het oneindig kleine beschouwen
Het menselijk brein is misschien nog niet voldoende ontwikkeld om de kwantumrealiteit te begrijpen maar wij zullen het toch beschouwen. Alles begon met Lord Rutherford, die omstreeks 1910 ontdekte dat een atoom niet ondeelbaar was, maar een kern plus elektronen bevatte. Vandaar begon voor de fysica een lange reis door het oneindig kleine. De orde van grootte van de atomen is zo ver van onze schaal verwijderd, dat het niet gemakkelijk is daarvan een gevoel te krijgen. De doorsnede van een atoom is ongeveer één honderdmiljoenste centimeter.
Wil je een beeld van deze minieme omvang vormen, blaas dan in gedachten een sinaasappel op tot hij zo groot is als de aarde; de atomen van die reusachtige sinaasappel is dan zo groot als kersen. Ontelbare kersen, dicht opeen gepakt in een bol zo groot als de aarde - dat is een ongelooflijk sterk uitvergroot beeld van de atomen in een sinaasappel. Een atoom bestaat vooral uit lege ruimte en is op zich weer reusachtig groot vergeleken met de kern in zijn centrum. In ons beeld van atomen zo groot als kersen zou de kern zo klein zijn, dat wij hem niet zouden zien. Om de kern voor ons zichtbaar te maken, zouden we het atoom tot de omvang van de grootste koepel ter wereld moeten opblazen, de koepel van Sint Pieter in Rome. In een atoom van die omvang zou de kern zo groot zijn als een korrel zout. Een korrel zout midden in de koepel, met stofjes (= de elektronen) die daar in de enorme ruimte van de koepel omheen zwermen - zo kunnen we ons de kern en de elektronen van een atoom voorstellen.
Dus in het atoom bewegen uiterst kleine deeltjes in hun voor hun groot ruimtegebied.
Die deeltjes, of de subatomaire eenheden van de materie kunnen wij ons moeilijk voorstellen. Wij bevinden ons daar op de limiet van de materie en ook de limiet van ons rationeel denken.
Het is prins Louis-Victor de Broglie, die in een spreekbeurt als student heeft aangetoond dat deeltjes golven zijn. Voor deze dissertatie kreeg hij een Nobelprijs. (De enige fysicus die zo jong en met zo weinig moeite een Nobelprijs won: als prins geboren zijn…..)
Voor ons denken is het tegenstrijdig dat een deeltje - dwz. een entiteit die tot een zeer klein volume beperkt is, tezelfdertijd een golf is die per definitie over een groot ruimtegebied is uitgespreid.
Deze tegenstelling tussen het deeltjes - en het golfbeeld werd opgelost met de hypothese dat op subatomair niveau de materie niet met zekerheid bestaat op een welbepaalde plaats, maar vertoont ‘tendensen om te bestaan’, en gebeurtenissen vinden niet met zekerheid op een welbepaalde plaats maar vertonen ‘tendensen om te gebeuren’. Op subatomair niveau lossen de voorwerpen op en gaan over in op golven lijkende waarschijnlijkheidspatronen, en in laatste instantie staan die patronen niet voor de waarschijnlijkheid van dingen, maar voor de waarschijnlijkheid van onderlinge relaties. Als we dus in de materie doordringen toont de natuur ons geen ‘fundamentele bouwstenen’, maar verschijnt ze voor ons als een gecompliceerd web van relaties tussen de verschillende delen van het geheel.
Maar waardoor ervaren wij de materie als massief en ondoordringbaar? Hoewel atomen uit meer dan 99,99 procent ruimte bestaat kan ons lichaam er niet door. Het golf/deeltjes -karakter van de subatomaire wereld vormt de uitleg.
Dit karakter vinden wij nergens terug in onze macroscopische wereld. Altijd als een deeltje in een kleine ruimte opgesloten wordt reageert het door zich daarin rond te bewegen, en hoe kleiner het gebied is hoe sneller het deeltjes zich daarin rond beweegt. Nu hebben we in het atoom te maken met twee elkaar tegenwerkende krachten. Enerzijds worden de elektronen (negatief geladen) aan de kern (bestaande uit neutronen en positief geladen protonen) gebonden door elektrische krachten, die ze zo dicht mogelijk trachten te houden. Anderzijds reageren ze op hun opsluiting door rond te vliegen, en hoe dichter ze aan de kern gebonden zijn, hoe sneller ze zullen bewegen. Wanneer elektronen in een atoom opgesloten zijn, hebben ze de enorme snelheid van duizend kilometer per seconde. Door deze enorme snelheid lijkt het atoom een massieve bol. Daarbij komt nog dat elektronen door hun lading niet te dicht bij elkaar kunnen komen. De elektronen van ons lichaam worden weggeduwd door de elektronen van de materie die wij vast houden.
De wetenschappelijke vooruitgang is onlosmakelijk verbonden met instrumenten.
Het belangrijkste werktuig van de natuurkunde van de afgelopen tientallen jaren is de deeltjesversneller. De versneller laat toe van in het atoom door te dringen door botsingen te produceren. Zo bestudeert men steeds kleinere objecten met steeds krachtigere versnellers, die enorm veel energie (en geld) vergen.
De versneller werkt met gewone deeltjes (zoals elektronen, protonen, antiprotonen en positronen), levert ze extra energie (met magneten) en laat ze op elkaar botsen.
Uit die botsingen komen andere deeltjes te voorschijn. Zo weet men dat een proton van de kern van het atoom bestaat uit drie quarks. In feite heeft niemand ooit een quark gezien. Er wordt met indirecte bewijzen gewerkt. Deeltjes botsen in een deeltjesversneller tegen elkaar. Gecompliceerde elektronische apparaten ontvangen en verwerken elektrische impulsen, die door de deeltjes worden opgewekt, in een grote verscheidenheid aan sensoren in de detector. Een computer interpreteert de elektronische impulsen uit de detector en zend het resultaat ervan op een monitor.
Met dit zicht roepen de wetenschappers (in het engels)“Kijk eens aan een quark!”
Zo gaat men verder en verder in de materie en vindt men kleinere en kleinere deeltjes en wordt er meer en meer geweten over de krachten die leiden tot complexe structuren.
Ons rationalistisch beeld van tijd en ruimte verdwijnt in het oneindig kleine.
Bij alle wisselwerkingen treden er schepping en vernietiging van deeltjes op.
Bij elk deeltje bestaat een anti -deeltje, met dezelfde massa maar tegengestelde lading.
Het anti -deeltje van een elektron, bijvoorbeeld, wordt positron genoemd. Er is een fundamentele symmetrie tussen deeltjes en anti -deeltjes. Zo spreekt men van materie en antimaterie. Als materie en antimaterie elkaar ontmoeten, verdwijnt de materie in een flits van zuivere energie. In een deeltjesversneller kan men meer dan vijf miljoen botsingen per seconde tussen elektronen en positronen veroorzaken waardoor licht wordt uitgestraald.
Om wisselwerkingen tussen deeltjes in beeld te brengen gebruikt de relativistische fysica ruimte –tijd -diagrammen. Alle ruimte –tijd - diagrammen kunnen in beide richtingen worden gelezen. Bij elk proces is er een overeenkomstig proces, waarbij de richting van de tijd is omgekeerd, en de deeltjes vervangen door anti -deeltjes. Positronen kunnen worden geïnterpreteerd als elektronen die zich achterwaarts in de tijd bewegen. In een ruimte –tijd -diagram kunnen alle deeltjes voorwaarts en achterwaarts in de tijd bewegen, net zoals ze in de ruimte naar links en rechts kunnen gaan. Onze opvatting van de tijdsvolgorde bestaat niet meer in de deeltjes fysica. De prins van de kwantumfysica Louis-Victor de Broglie beschrijft dit als volgt: “In de ruimte-tijd is alles, wat voor elk van ons het verleden, het heden en de toekomst vormt, ‘en bloc’ gegeven. We zien het anders. Naarmate voor ons onze eigen tijd verstrijkt, ontdekken wij zo te zeggen, nieuwe ‘schijven’ ruimte -tijd, die op ons als opeenvolgende aspecten van de materiële wereld overkomen, alhoewel in werkelijkheid de gehele verzameling gebeurtenissen die samen de ruimte -tijd vormen vóór ons bewustzijn ervan bestond.”
Als we de wisselwerking van deeltjes in beeld brengen, dan moet dat in één vierdimensionale momentopname, die zowel de hele tijdspanne als het hele ruimtegebied bevat. Op deeltjes niveau faalt ons rationeel denken want onze één richting tijdswaarneming van verleden naar toekomst is niet meer van toepassing.
Ons rationeel denken wordt op deeltjesniveau nog aangetast door het feit dat continuïteit niet bestaat in de kwantum wereld. Continuïteit wordt vervangen door discreetheid. Het is alsof in de kwantum wereld vloeistof wordt vervangen door fijn zand. De geschiedenis van de kwantumfysica is juist honderd jaar geleden begonnen wanneer Max Planck de eerste kwantum sprongen ontdekte, toen hij bestudeerde hoe materie reageerde op warmtegolven. De materie nam de energie niet op een continue manier op, maar met sprongetjes. Voor iedere sprong was de breuk opgenomen energie / trillingsfrequentie van de straling een constante. Deze door hem h genoemde waarde, is nu de constante van Planck. Deze constante veroorzaakte een omwenteling in de fysica want van dan af begon het in de wereld van de fysica sprongen te maken. Gedaan met de schone continue beweging van de slinger. Het springt in de deeltjeswereld. Maar het onaangename voor deze wetenschap, die exact wil zijn, is dat het merendeel van die sprongen niet te voorzien zijn. Rond 1925 werd de waarschijnlijkheidsleer toegepast op dit gebied van de natuurkunde. Men kon de beweging van deeltjes alleen met een zekere waarschijnlijkheid voorspellen. Als men bijvoorbeeld waarneemt dat een elektron vertrekt van punt A en men stelt vast dat het bij punt B aankomt, lijkt het een natuurlijke zaak om aan te nemen dat het een bepaalde weg van A naar B heeft gevolgd. De kwantumtheorie ontkent dit en stelt dat we de weg niet kunnen kennen. Alle wegen zijn mogelijk, en elke weg heeft zijn eigen waarschijnlijkheid. De klassieke opvatting van oorzaak en gevolg wordt dus vervangen door statistische causaliteit. De wetten van de atomaire natuurkunde zijn statistische wetten. In de kwantumnatuurkunde is het het geheel die het gedrag van de delen bepaalt. Naarmate we op steeds kleinere afmetingen richten wordt de invloed van niet-lokale verbindingen steeds sterker. Het heelal in zijn geheel heeft invloed op de deeltjes. En ons denken ook, maar dat is een andere geschiedenis……..
Het scheppingsverhaal of wat de hedendaagse natuurkundigen zoeken
Uit vorige beschouwingen verstaan wij waarom de deeltjesfysica en de astrofysica in de laatste jaren nauw werden verbonden.
Terwijl de mensen van de deeltjeswereld steeds krachtiger microscoop versnellers bouwden om in het subnucleaire gebied te kunnen kijken, verzamelden hun collega's die zich met de wereldruimte bezighouden, gegevens met steeds sterkere telescopen. Zodoende werd de ruimte geobserveerd vanaf satellieten met instrument aan boord die de complete bandbreedte van het elektromagnetisch spectrum konden bestuderen. Zowel de deeltjesversnellers als de telescopen kunnen we als tijdmachines beschouwen die de ontwikkeling van het heelal bestuderen.
De synthese van wat er in de kosmologie bereikt wordt, bestaat uit het ‘kosmologisch standaard model’. Volgens dit model begon het heelal ongeveer 15 miljard jaar geleden als een hete, dichte, compacte toestand. Het heelal was toen bijna oneindig dicht en bijna oneindig heet. Door oorzaken die we wellicht nooit zullen kennen explodeerde het heelal met de Big Bang de Oerknal. Tijdens de eerste ogenblikken na het ontstaan vormde het jonge heelal een hete soep van oerdeeltjes die op elkaar botsen met energieën die wij ons moeilijk kunnen voorstellen. Naarmate het heelal expandeert, koelt het af. De afnemende energie materialiseert zich in deeltjes. In feite gaat het heelal omgekeerd te werk dan onze deeltjesversneller. Energie onder de vorm van licht wordt omgezet in materie en antimaterie: dit is in deeltjes en antideeltjes. Wij vinden dus het bijbels verhaal terug dat licht de oorsprong van het universum vormt. In alle religieuze mythen treffen wij de grondgedachte dat het licht de drager is van onze essentie. Licht maakt deel uit van alle lichamen die door de natuur zijn gevormd.
Het hebreeuws scheppingsverhaal “Roua Aelohim aour” heeft mij altijd ergens geïntrigeerd door zijn onvolledige symmetrie.
Het woord roua wil zeggen adem. Aelohim is de kracht of ‘God’ in een meer universele betekenis. Het woord aour is het licht. De drie woorden suggereren mij dat de goddelijke adem door een terugkeer op zichzelf (of eigen liefde) licht wordt.
Het woord licht (aour) is het spiegelbeeld van het woord adem (roua) maar niet helemaal. Welke betekenis schuilt er achter deze onvolledige symmetrie? Is het de onvolledige symmetrie tussen materie en antimaterie? Vandaag de dag kunnen we antideeltjes creëren in grote deeltjesversnellers maar tot dusver hebben we nog geen feitelijke waarneming gedaan van antimaterie in het heelal. De aarde en het zonnestelsel zijn natuurlijk samengesteld uit materie. We zien antideeltjes alleen maar verschijnen als kosmische straling en misschien is daar wel een reden voor.
In feite weten de natuurkundigen niet hoe materie (of massa) gevormd wordt. Om de manier te vinden waarop God het heelal heeft geschapen zoeken de huidige natuurkundigen het Higgs-deeltje. Daarvoor wordt een zeer krachtige deeltjesversneller in Genève (CERN -laboratorium) gebouwd. Dit Higgs-deeltje zou de functie hebben massa te verlenen aan massaloze deeltjes en zou daardoor de ware symmetrie van de wereld verbergen. Volgens de nieuwe voorstelling bevat de gehele ruimte een veld, het Higgs-veld, dat overal het vacuüm doordringt en ook overal hetzelfde is. Onder invloed van dit veld verkrijgen deeltjes massa. De theoretici beweren dat de massa's van de deeltjes een maatstaf zijn voor hun koppeling aan het Higgs-veld. Tot op heden hebben we geen idee welke regels de massatoename onder invloed van het Higgs-veld beheersen.
Met de theorie van het Higgs-veld komt de hedendaagse natuurkunde dichter bij de Chinese filosofie met de opvatting dat de Tao leeg en zonder vorm is en toch alle vormen voortbrengt. Het woord ‘chi’ werd in het oude China gebruikt om de vitale adem of energie aan te duiden, die de hele kosmos in leven houdt. De chi wordt gezien als een ijle en niet waarneembare vorm van materie, die door de hele ruimte aanwezig is, en zich tot massieve materiële voorwerpen kan verdichten.
Dit kunnen wij illustreren met de woorden van Chang Tsai:
“Als chi zich verdicht, dan treedt de zichtbaarheid ervan in verschijning, zodat er dan vormen zijn. Als chi zich verstrooit, is de zichtbaarheid ervan niet langer in verschijning, en zijn er geen vormen.”
De chi vormt niet alleen het wezen dat aan de grondslag ligt aan alle materiële voorwerpen, maar het draagt bovendien, in de vorm van golven, de wederzijdse wisselwerking van die voorwerpen.
Zowel deeltjes als het licht hebben een dubbel karakter, zij nemen een klein volume in maar zijn ook golven.
Het is Einstein die het eerst veronderstelde dat licht en alle andere vormen van elektromagnetische straling niet alleen als golven maar ook in de vorm van kwanta (of energiepakketjes) verschijnen. Sindsdien zijn deze lichtkwanta - waaraan de kwantumtheorie zijn naam ontleent - als deeltjes geaccepteerd en worden nu fotonen genoemd. Het zijn wel deeltjes met een heel speciaal karakter, omdat ze massaloos zijn en ze bewegen altijd met de snelheid van het licht. Ze kunnen verschillende frequenties (= trillingen per seconde) hebben. Die trillingen kunnen ons ook doen denken aan het bijbels verhaal dat zegt: “ in den beginne was het Woord…. ”.
De muziek van de Geest zal nooit iets anders te horen kunnen geven dan variaties op het thema van het licht.
Teilhard de Chardin zegt in zijn evolutietheorie dat de evolutie zoals hij het geobserveerd heeft niet mogelijk is zonder dat ieder deeltje geest bevat. Met het deeltje zitten wij op de limiet van de materie. Zou het niet logisch zijn dat men op deze limiet karakteristieken zal aantreffen van onze denkwereld? Een denkwereld die zich uitdrukt in golven of trillingen. Golven hebben als karakteristiek dat zij met elkaar interfereren. Golven die uit fase zijn veroorzaken een destructieve interferentie. Golven die praktisch in fase zijn versterken elkaar met een constructieve interferentie.
Zo heeft ons denken een invloed op de deeltjes wereld. De geest, uitgedrukt in het golfkarakter van het deeltje, is een aspect van de deeltjes wereld. Het is het belangrijkste aspect, dat het geheel staande houdt.
Reeds in het beginstadium van de kwantumfysica waren er kleine feiten die aantoonden dat het denken de materie beïnvloedt: Bijvoorbeeld, Lord Rutherford die als experimentator de structuur van het atoom bestudeerde, stond bekend om zijn overtuiging dat vloeken ervoor zorgde dat een experiment beter verliep. Een opvatting die door zijn experimentele resultaten werden bevestigd, maar niet in de theorie werd opgenomen!
In de wereld van de materie zorgen de natuurkundige wetten ervoor dat de wanorde alleen maar erger kan worden. Het denken bezit echter het vermogen om in te grijpen in de natuurlijke evolutie van de materie, om de onontkoombare gang van de materie naar chaos en dood enigszins te vertragen of om te draaien door haar orde in te blazen die zij uit zichzelf niet kan scheppen. Ieder deeltje moet geest bezitten om te kunnen antwoorden aan het ordeningsprincipe. Ieder deeltje heeft energie meegekregen, geworteld in het materiedeeltje of het energiepakketje van het foton. Maar ieder deeltje heeft ook geest meegekregen in zijn vermogen van verandering en ordening dat men terugvindt in zijn beweging. Beweging die onze tijd ruimte notie overschrijdt en ons leert dat onze geest op dezelfde manier niet vast zit in ruimte en tijd.
Vele natuurkundigen, waaronder Einstein en de Broglie, waren niet gelukkig met de interpretatie van de golffunctie van het deeltje als waarschijnlijkheidsgolf.
Einstein noemde God “de Oude” en argumenteerde : “De Oude dobbelt niet met het heelal”. Wat er op wijst dat hij in deze vibratie de stempel van het bovennatuurlijke zag.
De deeltjes, ons lichaam en Reiki
In de kwantummechanica wordt de golffunctie van het deeltje (toeval of niet) “psi” genoemd.
Reiki is volgens mij niet begrijpbaar als wij niet aannemen dat deze psi- functie een koppeling uitvoert tussen de binnenwereld van het deeltje en de buitenwereld.
Binnen en buitenwereld die allebei geest en materie bevatten. De enige fysicus, die de stap heeft durven zetten tussen geest en materie is de franse fysicus Jean E. Charon. Hij plaatst gans onze psychische energie in het elektron.
Ik zou zeggen dat door de communicatiemogelijkheden en bewegingsmogelijkheden die het elektron bezit, het verstandigste deeltje vormt in het universum.
Volgens Charon is de evolutie erop gericht om van elke elektron onophoudelijk het niveau van psychische energie te verhogen en dientengevolge het psychisme op kosmische schaal te verhogen.
Misschien moet ik u het elektron wat beter voorstellen.
Een elektron wordt voorgesteld als een bol van elektrische lading die snel rond een as tolt en een magnetisch veld opwekt.
De straal van een elektron is minder dan 10 -18 centimeter (zet nul met 17 nullen na de komma). Hoe een elektron met een ‘nul’ straal een massa heeft en rond deze tweemaal ‘nul’ straal tolt (= draait op zichzelf) doet wat raadselachtig aan. De massa van het elektron is 10 -30 kilogram en heeft van alle deeltjes waarvan de massa niet uitgesproken nul is de kleinste massa.
Men spreekt van puntmassa's, puntladingen en puntdraai-impulsen. De beweging van het elektron is zoals vroeger gezegd alleen statistisch te voorzien en voorgesteld in een psi-golf. Een psi =0 bijvoorbeeld wil in de golffunctie zeggen dat men daar het elektron nooit zal vinden. Het elektron heeft ook twee verschillende magneten: een interne (van de rotatie of ‘spin’) en een externe (die van de omloopbaan rond de kern).
We noemen een organisme een deeltjesverzameling die verenigd is in hetzelfde lichaam. Dit organisme (ik beschouw hier ons eigen lichaam), bezit een binnen en een buitenwereld.
In onze binnenwereld voelen wij een eenheid. Maar deze binnenwereld heeft langs onze elektronen om ook de mogelijkheid om te communiceren met de buitenwereld en dit op een manier die verder gaat dan wij denken. Ons lichaam bestaat uit miljarden elektronen die zorgen voor de eenheid (de binding) van de atomen in ons lichaam maar ook voor de communicatie met de buitenwereld.
Zowel Newton als Maxwell hadden problemen met het idee dat er een werking op afstand zou kunnen bestaan tussen elektronen. Maar volgens welk mechanisme gaat het dan wel in zijn werk? In feite is het mechanisme gelijkaardig als de invloed van de maan op de getijden op aarde. De theorie van de wisselwerking op afstand tussen elektronen dateert van de jaren vijftig en is dus vrij recent. Deze theorie is genormaliseerd in de quantum- electrodynamica of QED. Deze theorie omvat zowel de kwantumtheorie als de relativiteitstheorie en beschrijft de elektromagnetische wisselwerkingen. De QED theorie is een veldtheorie en levert daardoor een fysische voorstelling van de wijze waarop een kracht tussen twee deeltjes wordt overgedragen. Volgens QED is het veld gekwantificeerd, dat wil zeggen opgesplitst in kwanta - wederom deeltjes. Maar nu zijn het geen materie deeltjes. Het zijn deeltjes van het veld. Ze dragen de kracht over door zich met de snelheid van het licht tussen twee wisselwerkende materiedeeltjes voor te bewegen. Dit zijn boodschapperdeeltjes die in de QED fotonen worden genoemd. Dus wordt in de QED theorie krachten voorgesteld met boodschapperdeeltjes. Men kan zich een kokende soep van virtuele gebeurtenissen voorstellen met een elektron dat kwantumpulseringen van het omringende veld voelt. Een geladen deeltje kan een boodschapperfoton uitzenden. Dit foton kan virtueel oplossen in een paar tegengestelde deeltjes (een elektron en een positron) -totaal vluchtig - om zich vervolgens te herstellen in één foton. Een in de leegte geïsoleerde elektron wordt verstoord door het virtuele foton en beïnvloed door het virtuele paar, en het wankelt als gevolg van de vergankelijke magnetische krachten. Deze en andere subtiele processen verbinden het elektron, zij het dan ook zwak, met alle bestaande geladen deeltjes. Dit geeft een wijziging van de eigenschappen van het elektron tot gevolg. In het eigenzinnig spraakgebruik van de theoretische natuurkunde is het ‘naakte’ elektron een denkbeeldig object dat is afgesneden van de invloeden van het veld. Terwijl een ‘aangekleed’ elektron de stempel van het heelal draagt maar het gaat gekleed met uiterst kleine wijzigingen van de naakte eigenschappen.
Jean E. Charon gaat verder met dit beeld van de theoretische fysica en spreekt van psychische interacties van de elektronen van een organisme met elkaar en met de buitenwereld. Het elektron noemt hij psychomaterie en bevestigt dat dode stof nooit alleen bestaat. Ze is altijd verbonden met psychomaterie wat aan het geheel eigenschappen verleent die zowel fysisch als geestelijk zijn. Het verkrijgen van informatie door een elektron van andere elektronen noemt hij kennis.
Het in de natuurkunde gekende uitwisseling van spin (of hoeveelheid rotatie) noemt Charon liefde.
Een derde eigenschap van het elektron is het vermogen tot handelen, dat resulteert in de daad. Dit is de ‘reflexwerking’ van de kennis, in de vorm van een informatie die door het elektron wordt afgestaan aan de waarneembare wereld van de materie. Die informatie kan bijvoorbeeld tot doel hebben de beweging van de elektron in zijn buitenwereld mogelijk te maken. Anders geformuleerd zou men kunnen zeggen dat via de kennis de waarneembare wereld het initiatief bezit om op het elektron in te werken (invloed van de omgeving), terwijl in de daad het elektron het initiatief neemt om op de buitenwereld in te werken (invloed van de wil). Als laatste noemen we het vermogen tot beschouwen, de fundamentele eigenschap van het elektron om alle signalen in zijn microkosmos te ordenen met betrekking tot elkaar. De microkosmos is de plaats van het geheugen.
Als wij deze twee gegevens samenbrengen: dat onze elektronen de stempel van het heelal dragen en dat onze geest geworteld zit in onze elektronen wordt het begrip astrologie ontsluierd.
Maar hoe brengen wij deze twee gegevens samen in onze Reiki-ervaring? Spijtig genoeg beschik ik niet over de nodige gegevens om alle gevolgtrekkingen te vinden daar ik geen Reiki meester ben en daarbij ook geen fysicus.
Toch kan ik zonder aarzelen zeggen dat Reiki een methode is om het veld te intensifiëren en daardoor de interacties of wisselwerking tussen de elektronen van ons lichaam en de buitenwereld te vergroten.
Ieder Reiki- beoefenaar zal ermee akkoord gaan dat er gewaarwordingen zijn op energetisch en psychisch niveau.
De fysica is zodanig gevorderd dat ik zonder aarzelen kan zeggen dat het onmogelijk is dat Reiki niets te maken heeft met elektronen. Reiki kan niet direct op deeltjes van de kern van het atoom werken want dan zouden de stralen gevaarlijk zijn (onder andere gammastralen) en men kan met zekerheid zeggen dat alleen elektronen blijvend rond de kern draaien.
Daarentegen zijn er voor de fysica nog altijd onbekenden in het gedrag van de elektronen en meer bepaald in hun communicatiemogelijkheden. Twee tezelfdertijd geschapen elektronen bijvoorbeeld communiceren met elkaar ogenblikkelijk.
Indien men energetisch werkt op een elektron zal het andere tezelfdertijd geschapen elektron, op welke afstand hij zich in het universum ook bevindt, het ogenblikkelijk gewaar worden. Dit is een onbekende voor de fysica, want communicatie kan volgens de relativiteitswetten niet vlugger gaan dan het licht. Reiki zou kunnen beroep doen op deze onbekende zone van de fysica. Hoe wordt het veld geconcentreerd of geïntensifieerd door de Reiki geïnitieerde?
De Reiki geïnitieerde treedt op als kanaal, dus moeten het zijn elektronen zijn die over een bijkomende mogelijkheid beschikken om het veld te intensifiëren. De elektronen van de gever beschikken, zoals hoger gezegd over 2 magneten. Een derde magneet kan toegevoegd worden indien vrije elektronen (dit zijn elektronen niet gebonden aan een kern) ronddraaien in de chakras om zo het veld te intensifiëren.
Door deze derde mogelijkheid worden de elektronen van de gever beter ‘aangekleed’ in termen van de fysici of staan in contact met de Universele Energie in Reiki woorden.
De wisselwerking tussen de elektronen van de gever en van de ontvanger wordt ook tezelfdertijd geïntensifieerd.
Het heeft me tijd en moeite gekost om aan te nemen dat mijn geheugen, mijn beschouwingsvermogen, mijn geest en waarschijnlijk ook mijn ziel zich in de miljarden elektronen van mijn lichaam bevinden. Het was voor mij maar aanneembaar na het lezen van het boek van Jean E. Charon “Ik leef al 15 miljard jaar”. Jean E. Charon heeft als fysicus de relativiteitstheorie Van Einstein bijgewerkt tot wat hij noemt de complexe relativiteitstheorie. Charon heeft deze theorie op alle mogelijke manieren verdedigd maar zijn theorie werd niet door de officiële fysica aangenomen.
De complexe relativiteitstheorie neemt aan dat er een ‘onzichtbare’ ruimte bestaat naast onze gewone waarneembare ruimte. Er is dus niet alleen een denkbeeldige tijd die zich afspeelt in een reële waarneembare ruimte, zoals de algemene relativiteitstheorie aanneemt, maar er is ook nog een imaginaire ruimte die zich afspeelt in de reële tijd. Door de ontdekking van deze nieuwe, onzichtbare ruimte kwamen op de ‘raadselachtigheden’ van het elektron meteen minder verrassende antwoorden. Het elektron zou een elementair deeltje zijn dat zich volledig in de onzichtbare ruimte bevindt, een kosmische enclave op atomair niveau. Dit kan de verklaring zijn van het feit dat het waarneembare volume ervan gelijk is aan nul, ondanks het feit dat de massa ervan ongelijk is aan nul. Het elektron bevindt zich gewoon ergens anders dan in de waarneembare ruimte. Het bevindt zich in de onzichtbare ruimte, en met de waarneembare ruimte heeft het niet meer contact dan een punt zou hebben. Het elektron beweegt dus naast de materie. Het is in de onzichtbare ruimte die in het hart van het elektron besloten zit dat men volgens Charon de psychische eigenschappen vindt.
In de complexe relativiteitstheorie wordt het heelal in zijn totaliteit, dat wil zeggen met inbegrip van ruimte en tijd, beschreven alsof het een waarneembare ‘buiten’ en een onzichtbare ‘binnen’ bezit. Hierbij wisselen de dimensies tijd en ruimte van rol wanneer men van buiten naar binnen gaat en omgekeerd. In het ‘binnen’ verandert de tijd van richting en verloopt dus van toekomst naar verleden.
Onze materiele wereld zou een spiegelbeeld zijn van wat zich afspeelt aan de andere kant van de spiegel in het onzichtbare, waar de geest zich bevindt.
Besluit
Ik heb hier alleen gepoogd om een synthese te vormen tussen mijn Reiki - ervaring en de voor mij beschikbare kennis. Ervaring en kennis, per definitie onvolledig, maar misschien een vertrekpunt voor een beter begrip van de wereld van het oneindig kleine.é De kwantumfysica bewijst ons één zaak: dat wij wezens in wisselwerking zijn. Reiki geeft ons het gevoel dat wij deze wisselwerking tussen ons en tussen het universum kunnen intensifiëren.é Voor het boeddhisme is het een groot geluk van over een mensenlichaam te kunnen beschikken: ons lichaam is op aarde de beste machine om deze interacties met de hulp van onze hersens te coördineren. Daarbij beschikken wij ook over internet voor nog wat meer wisselwerking!